Otto van Oudijck is een Nederlander die rond 1900 in Laboewangi, Java, woonde. Zijn taak is om de lokale regenten in het gareel te houden, waaronder met name één uit Ngadjiwa, die kampt met gok- en drankschulden. Omdat hij zo geobsedeerd is door zijn werk, merkt Van Oudijck niet dat zijn ijdele en zelfingenomen tweede vrouw Leonie een affaire heeft met Theo, zijn zoon uit een eerder huwelijk.