“Als je voor een dubbeltje geboren bent, dan word je nooit een kwartje” “Godverdomme Kermis moet er wezen, Kermis moet er zijn, Anders slaan wij bij den Burgemeester, de ruiten kort en klein”. 1899: Kermisoproer in Hilversum. Werken, sloven en zuipen. Dat is het imago van de arbeider. En één keer in het jaar Kermis. Bandeloze lichtzinnigheid, vindt de burgemeester en hij verbiedt het spektakel. De wevers van Hilversum komen in opstand, de stenen gaan uit de straat. De leiding van de vakbond en de partij, die zelf doorgeleerd hebben, proberen het imago van de arbeider te veranderen. Henri Polak, oprichter van de Algemene Nederlandsche Diamantbewerkersbond, wil van de arbeiders burgerlijke, nette mensen maken. Hij richt lees- en muziekclubs op. Onderwijs, beschaving en cultuur zijn volgens hem voor de arbeiders net zo onmisbaar als een goed loon en fatsoenlijke arbeidsomstandigheden. Hij wil ook dat nieuwe straten zo gebouwd worden dat vrouwen niet langer vanuit hun ramen ordinair naar elkaar kunnen schreeuwen. Zingen bij De Stem des Volks in plaats van smartlappen in het café. De blauwe knoop, de arbeiderssportbonden, de kinderen naar de AJC. En allemaal hun eigen vaandels. Jef Last rijdt met zijn rode filmauto door het land en maakt het socialisme zichtbaar.